Rode sterappeltjes

Start
Laatste nieuws
Biografie
Bibliografie
Jeugdboeken
Column
Eerder verschenen
Links 

 

 

terug

RODE STERAPPELTJES

De appeloogst is in volle gang. In alle Limburgse boomgaarden worden ze in deze weken geplukt. De Jonagold die de Jonathan en de Golden Delicious waaruit hij is voortgekomen naar een marginaal bestaan aan de rand van de akker heeft verdrongen. En de Elstar, die zijn naam dankt aan het plaatsje Elst, waar hij is gekweekt en uitgeroepen tot een nieuwe ster. Een beetje gejat eigenlijk die naam, want al sinds mensenheugenis is er een lekker appeltje met een ster in zijn naam: het rode sterappeltje, een beetje klein en een beetje gespikkeld, maar met zijn prachtige dieprode kleur een bijzonder appeltje, een schoonheid waarbij de Elstar in het niet valt. Jammer dat de appelboeren hem niet meer telen. Hier en daar staat er in een weiland nog een boom met sterappels, maar als je ze wilt kopen zijn ze  nergens te vinden.
Waar in hemelsnaam is er nog een fruitboer die al die lekkere appeltjes van vroeger te koop heeft? Want ik wil ook wijnappeltjes eten vanbinnen een beetje rood, wat de vrucht juist extra smakelijk maakt. In een enkele gezegende tuin, of in weitjes waarin de fruitbomen er wat vergeten bij staan, vind je nog de glimmende pannenkoekappelen, zoals die dikke knoepers in de gezinstaal bij ons thuis heetten. Groen in de herfst maar bewaard tot Kerstmis botergeel en ook heel lekker in de hand: een appel zo groot dat één exemplaar meestal genoeg was om een heel gezin appelpannenkoeken te laten eten. En appetijtelijke goudrenetten, goudgeel, met een ruw velletje, die lekker rijp moeten zijn, maar zolang ze nog groen zijn de lekkerste appelmoes opleveren, vooral als je ze niet helemaal tot pap kookt. En het Serums striepke, dat natuurlijk vooral in de tuinen van Sevenum staat. Ik hoop dat er ook in de omliggende plaatsen als Maasbree, Helden en Horst nog een paar exemplaren van het striepke te vinden zijn, liefst in een oude bongerd waar ook nog de klumpkes groeien waarvan stroop werd gekookt, en de valappeltjes, die gewoon zo heetten omdat ze nooit werden geplukt, maar werden afgeschud en uitgeperst om er appelsap van te maken. En misschien heeft er nog iemand een Pater van den Elzen-appel in zijn boomgaard, het appeltje dat zijn roomse naam dankt aan de boerenapostel die de keuterboeren in de Peel het gebruik van kunstmest leerde, zodat ze niet meer met honger naar bed hoefden. En de notarisappel met zijn spekvette schil: als je hem op een bed van bladeren legt, laat hij de hele winter je huis geuren.
Gelukkig zijn er nog heel veel van die appeltjes en sommige hebben hier of daar een andere naam, maar ook daar zijn ze net zo lekker. Ik geef het graag toe, de Elstars komen me de strot uit. Als er een club is van appelliefhebbers, wil ik daar graag lid van worden. Op één voorwaarde: dat telers van Elstar en Jonagold van lidmaatschap uitgesloten zijn, tenzij ze plechtig beloven voortaan ook klumpkes, sterappeltjes en Pater van den Elzens te telen en ook lekkere peren als roodkokende stoofpeertjes en legiponts te leveren. En zo gaaf als de Elstar en de Jonagold hoeven ze niet te zijn. Want de lekkerste appels zijn altijd een beetje gepokt en gemazeld, juist omdat ze volop in de zon en de regen hebben gehangen. De gaafste appels zijn meestal wat zuur. Het is met appels net als met prinsesjes: de mooisten kijken altijd een beetje triest, omdat ze nooit een prins kunnen vinden die bij hun schoonheid past, maar de liefste prinsesjes hebben sproeten, een wipneus en soms wel een beetje flaporen en zijn blij met elke vrolijke prins die hen op hun rode appelwangen kust.


terug

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 
Copyright: Ton van Reen.
Contact: tonvanreen@planet.nl